Vrijwilliger aan het woord

Mijn vader had een lang uur zitten

zwijgen bij mijn bed.

Toen hij zijn hoed had opgezet

zei ik, nou, dit gesprek

is makkelijk te resumeren.

Nee, zei hij, toch niet,

je moet het maar eens proberen.

Judith Herzberg, Beemdgras (1968)

Dit gedicht geeft wat mij betreft weer wat de kern is van het werken in een hospice: aanwezig zijn zonder jezelf aanwezig maken, er zijn voor een ander in alle eenvoud. En in de eenvoud zit tegelijk ook het ingewikkelde.

Het merendeel van de mensen, aan wie ik vertel dat ik als vrijwilliger in een hospice werk, reageert met: dat lijkt mij zwaar. Als het me zwaar zou vallen zou ik het niet kunnen doen. Andere beroepen lijken mij zwaar: op een ambulance werken of op een intensive care. Daar wordt gestreden om het leven te redden of te behouden, door personeel en getroffenen. Ook in het hospice wordt strijd geleverd: een interne strijd tot overgave en loslaten, maar dat heeft een hele andere dimensie.

In het hospice heerst de relatieve rust van weten dat het leven binnenkort eindigt, het neerleggen bij het onherroepelijke en het genieten van de dingen in het leven die belangrijk zijn. Dat laatste gaat nooit om dure spullen of intense uitjes. Het gaat om samen een glas wijn drinken, nabijheid van je naasten, aandachtige handen die je voeten of handen masseren of een wandelingetje.

Voor mij voelt het niet zwaar. Over het algemeen hebben de gasten (zo noemen wij de tijdelijke bewoners in ons hospice) zich erbij neergelegd dat zij binnenkort komen te overlijden. De één schoorvoetend, de ander in overgave en weer een ander kan het niet snel genoeg gaan. Bij een deel van de gasten is er sprake van lmentaal lijden. Het talent om daarnaast te kunnen staan zonder mee te lijden moet je wel hebben.

De rust en aandacht die er is voor de gasten in een hospice, ervaar ik altijd als een warm bad (en gasten en familie vaak ook, horen we terug), in tegenstelling tot andere werkplekken in de zorg waar onderbezetting en werkdruk de mensen kunnen opbreken.

Mijn ervaring is dat de laatste levensfase het pure in de mens laat zien, de maskers vallen vaak geheel of gedeeltelijk weg. In mijn werk als fysiotherapeut, voorheen, was altijd al mijn grootste interesse de mens achter de kwaal. Doordat de ander in deze setting puur en kwetsbaar is, vraagt het van mij ook om puur te zijn en eerlijk naar mezelf te kijken. Zo groei ik als persoon en daar ben ik dankbaar voor.

Als kritische noot wil ik wel opmerken dat de zorg in de laatste levensfase in ons systeem zwaar leunt op vrijwilligers, zowel intra – als extramuraal. Een hospice zou financieel de hoge kwalitatieve zorg niet kunnen bieden als de vele krachten betaald zouden moeten worden. Dit zegt iets over de betaalbaarheid van de zorg en de grootte van de geldstroom naar de zorg in de laatste levensfase.

Extra bijzonder is het daarom dat mijn collega vrijwilligers en ik met zoveel zijn (rond de 45 alleen al in hospice Dôme in Amersfoort) en dit werk met ons hart doen. Wat we ervoor terugkrijgen is immaterieel, maar enorm waardevol. Het is ontzettend belangrijk, zeker voor nabestaanden, hoe de laatste levensfase en het sterven verloopt. Hopelijk komt daar steeds meer aandacht voor en openheid over in onze cultuur.

Ik “moet” nooit werken in het hospice, ik “mag” werken en leren van al die mooie en bijzondere mensen in hun kwetsbaarheid en met hun unieke persoonlijkheid en levenswandel.

Eveline Veenstra, zorgvrijwilliger

Scroll naar boven